Ongewimperd knikmos

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Ongewimperd knikmos (Bryum archangelicum)

Ongewimperd knikmos groeit in 4-8 mm hoge, van boven groene, van binnen roestbruine zoden.

Peristoom - buitenste peristoomtanden klein, recht-lancetvormig, van boven priemvormig, van onderen bruingeel. Binnenste peristoomtanden bleekgeel, smal- lancetvormig, met geen of nauwelijks gaten en rudimentaire of ontbrekende wimpers.

Ongewimperd knikmos is zo op het oog niet van Zodeknikmos (B. caespiticium) of Netknikmos (B. algovicum) te onderscheiden. Bij B. archangelicum ontbreken de ciliën (dit zijn harige draden tussen de endostoomtanden) Kenmerken Zodeknikmos (B. caespiticium) - planten meestal slechts 0,5-1 cm lang, dichte bladertoef aan het uiteinde. Deze topblaadjes zijn langer (3 mm) dan de lagere blaadjes (1,5 mm). Blad licht-, zijdeachtig groen, uittredende nerf, bij droogte nauwelijks kronkelend. Tweehuizig. Zonder kapsels en zonder microscoop niet op naam te brengen. Groeit ook op steen.
Kenmerken van het geslacht Knikmos  (Bryum) waartoe Ongewimperd knikmos behoort.

-

SPECIFICATIES - ongewimperd_knikmos
familieKnikmosfamilie (Bryaceae)
info familieKapsel aan de top van de kapselsteel geknikt. Dubbel peristoom.
Stengel regelmatig bebladerd, korter dan 1 cm, nooit met uitlopers. Blad langwerpig of breed lancetvormig met sierlijk toegespitste top, nooit 2-rijig getand (als Sterrenmos). Het blad van de knikmossen is rondom gezoomd - bladcellen smaller dan 20 µm, langwerpig-zeshoekig tot ruitvormig.
De geknikte kapsels zijn onderling verschillend getuige deze plaat:
Bryum kapsels
Vergelijk ook de verschillen in bladvorm:
Bryum blaadjes
naam ongewimperd_knikmos (Bryum archangelicum)
waar vochtig, humeus zand, kustgebied
rijpe kapsels mei - september
specifiek tweehuizig - blad gedrongen, dakpansgewijs, donkergroen, eivormig - peristoomtanden ongewimperd
blad bovenste bladeren gedrongen, dakpansgewijs, donkergroen, later bruin, eivormig, spits toelopend, met onduidelijk gezoomde, meestal vlakke, ongetande rand en gladde, korte als kafnaald uittredende nerf
sporenkapsel kapselsteel tot 2,5 cm, roestrood, van boven gebogen, kapsel horizontaal, klein, lang peervormig, met smalle mond, bruin tot zwartbruin, droog geen versmalling onder de kapselmond